Veerkracht en mentale gezondheid zijn sterk afhankelijk van je sociale omgeving

Veerkracht en mentale gezondheid zijn sterk afhankelijk van je sociale omgeving

interview met

Veerkracht en mentale gezondheid zijn sterk afhankelijk van je sociale omgeving

Veerkracht kan niet los bestaan van mentale gezondheid, en zowel veerkracht als mentale gezondheid zijn niet door de tijd stabiel. Ze veranderen over de jaren, zijn contextafhankelijk en sterk verbonden met iemands sociale systeem. Eén enkele, kortdurende interventie gericht op één enkel individu zal daarom meestal onvoldoende helpen om diens veerkracht of mentale gezondheid te verbeteren. Dat zeggen SAR-raadsleden Anne-Laura van Harmelen, hoogleraar Brein, Veiligheid en Veerkracht (Universiteit Leiden) en Marloes Kleinjan, bijzonder hoogleraar Youth Mental Health Promotion (Universiteit Utrecht) en programmahoofd Jeugd bij het Trimbos-instituut.

door Malou van Hintum

 

Kernpunten van het interview

  • Veerkracht en mentale gezondheid zijn dynamisch en contextafhankelijk
  • Eén enkele interventie is vaak onvoldoende; een bredere, meer holistische benadering is noodzakelijk
  • Sociale steun is essentieel en werkt stressverlagend
  • Investeer in promotie en preventie om mentale problemen bij jongeren te verminderen
  • Luister naar de jongeren zelf voor waardevolle inzichten en effectievere interventies

 

Er zijn allerlei misverstanden over veerkracht en mentale gezondheid, en een daarvan is, zegt Marloes Kleinjan (MK), dat mentale gezondheid iets heel persoonlijks is: ‘Iets wat wordt bepaald door jouw persoonlijkheid en genetica, door hoe jij in elkaar zit. Die persoonlijke component speelt natuurlijk een rol, maar er is ook heel duidelijk een sociale component: hoe verhoud jij je tot anderen, en hoe verhouden anderen zich tot jou. Dat heeft te maken met meedoen en erbij horen. Daarnaast is er een functionele component: hoe lukt het je om je dagelijks leven te leiden? En dan is er nog een perceptieve component: hoe zien wij als maatschappij mentale gezondheid? Als iets individueels, of als de uitkomst van interacties tussen mensen en hun omgeving?’
Anne-Laura van Harmelen (ALH): ‘Voor veerkracht is dat precies hetzelfde. Mensen zien het als iets wat heel stabiel is en iets zegt over jou als persoon. Ze zeggen dan “ik moet mijn veerkracht gebruiken”, alsof je die tevoorschijn kunt halen en inzetten. Maar veerkracht is dynamisch, het is afhankelijk van bijvoorbeeld slaap en sociale contacten. Als je goed hebt geslapen en een fijn gesprek hebt gevoerd, kun je veel meer aan dan wanneer je beste vriend een zwaar ongeluk heeft gehad of als je geen oog hebt dichtgedaan.
‘Veerkracht is sterk verbonden met je sociale systeem. We hebben een paper geschreven waarin we al die verschillende lagen van beïnvloeding het bio-exposoom noemen. Dat zijn alle factoren – van biologische tot en met maatschappelijke – die samen een complex interacterend netwerk vormen dat iemands fysieke en mentale gezondheid beïnvloedt. Van het jonge kind tot en met de oudere mens. Natuurlijk zien we daarbinnen patronen, maar mensen blijven wel individueel verschillen in hun manier van omgaan met stressoren. Dat betekent dat je niet iedereen dezelfde interventie kunt geven, want mensen hebben verschillende behoeften. Toch wordt zo’n one size fits all-aanpak wel vaak gehanteerd.’
MK: ‘Mentale problemen kunnen ontstaan door verschillende oorzaken: gebeurtenissen in de omgeving, narigheid in de familiesfeer, een moeilijke financiële situatie. Als je mentale gezondheid ziet als een individuele aangelegenheid of competentie en je gaat daarop interveniëren, zijn de effecten van zo’n interventie vaak heel klein en kortdurend. Dat komt mede doordat je iemands omgeving daar niet in meeneemt.’

        Sociale steun werkt stress verlagend

ALH: ‘Bijna 60 procent van de mentale problemen in de kindertijd en de adolescentie zijn toe te schrijven aan traumatische ervaringen. Er zit gigantisch veel overlap tussen kinderen en jongeren met mentale problemen en met jeugdtrauma’s. We weten ook dat een kleine minderheid van die getraumatiseerde jongeren als gevolg van hun chronische mentale problemen aanhoudende sociale problemen veroorzaakt. Als je investeert in therapieën voor bijvoorbeeld kinderen die slachtoffer zijn geweest van kindermishandeling, geeft dat een gigantische return of investment. Dat is belangrijk vanuit moreel en maatschappelijk oogpunt, en het levert ook financieel veel op.’
MK: ‘Wij hebben het in ons werk vaak over het stoplichtsysteem. Groen: de kinderen met wie het goed gaat. Oranje: de kinderen met wie het mis dreigt te gaan. En rood: de kinderen met problemen. Je ziet heel vaak dat de aandacht sterk is gericht op de rode groep. Die ís ook heel belangrijk, maar het is net zo belangrijk dat de groene groep groen blijft en dat de oranje groep niet rood wordt. Je moet daarom investeren in promotie – het versterken wat al goed gaat – én in preventie. Bij preventie gaat het er dan niet alleen om te voorkomen dat jongeren in zorg terechtkomen, zoals vanuit het zorgperspectief vaak gedacht wordt. Het gaat ook om investeren in het verder versterken van wat goed gaat en het bevorderen van beschermende factoren, zoals sociale steun.’
ALH: ‘Dat sociale steun stress verlagend werkt, kun je trouwens letterlijk in het brein zien. Als een kind in de scanner een stressvolle taak doet, zorgt de aanwezigheid van de moeder voor minder stress bij het kind. Ook ondersteuning van vrienden zorgt voor minder stress-reacties in het brein. En dat is niet beperkt tot een korte periode. Zo vonden we recent dat vriendschap op het 14e jaar voorspellend is voor hoe je brein reageert op sociale afwijzing op je 24ste.’

        Inventariseer risico- en beschermende factoren in alle relevante contexten

ALH: ‘Het is belangrijk om te bedenken dat mentale problemen door allerlei factoren in stand kunnen worden gehouden. Als een kind of jongere bijvoorbeeld last heeft van negatieve gedachtenpatronen, kijk dan in welke context die naar boven komen. Als een kind op school bijvoorbeeld niet goed kan meekomen, heeft het weinig zin om therapeutisch te focussen op die negatieve gedachten, want dan zul je niet veel voor elkaar krijgen. Je doet er dan goed aan om ook te zoeken naar mogelijke oorzaken in de schoolcontext.’
MK: ‘Kinderen en jongeren zitten in verschillende contexten: familie, school, vrienden, vrije tijd. Als je jongeren die hulp nodig hebben optimaal wilt ondersteunen, moet je in al die contexten kijken hoe je de beschermende factoren zo sterk mogelijk kunt maken. Dat is natuurlijk niet alleen de verantwoordelijkheid van hulpverleners. Daar ligt ook een maatschappelijke opdracht. We moeten ervoor zorgen dat ouders zich voldoende toegerust voelen voor de opvoeding van hun kinderen en daarin, zo nodig, voldoende gefaciliteerd worden.’

        Help jongeren door dagelijkse stressoren niet te pathologiseren

ALH: ‘Ik vind het ook belangrijk om te normaliseren dat mensen af en toe ergens mee zitten. We moeten ze geen problemen aanpraten. Rouw en verdriet zijn niet meteen pathologisch.’
MK: ‘De afgelopen twee jaar hebben Trimbos, het Expertisecentrum inclusief onderwijs (ECIO) en anderen onderzoek gedaan onder studenten. Zij zeggen dat ze soms last hebben van het beeld dat onderzoekers van hen geven. De pech-generatie die massaal lijdt aan stress, die bezwijkt onder de prestatie druk. Snowflakes, die niets kunnen hebben en snel van slag zijn.
‘Het is de vraag of we jongeren helpen met het maar blijven luiden van die noodklok. Ze hebben er meer aan als we hun problemen serieus nemen en aan de slag gaan om het voor hen beter en fijner te maken. Daarbij moeten we niet het idee uitdragen dat ze altijd gelukkig moeten zijn. Angst en somberheid maken ook onderdeel uit van het gewone leven.’

       Social media zijn niet dé oorzaak voor mentale klachten onder jongeren

ALH: ‘We moeten ook oppassen dat er niet naar één enkele boosdoener wordt gewezen voor de mentale problemen onder jongeren, zoals Jonathan Haidt doet in The anxious generation. Zijn boek wordt heel erg veel aangehaald, maar wetenschappelijk rammelt het aan alle kanten. Er is wel een relatie tussen mentale problemen en social media, maar die is absoluut niet zo sterk als hij beweert.
‘In de wetenschappelijke literatuur wordt vaak gekeken naar de tijd die jongeren op social media doorbrengen, en niet naar wát ze daar dan precies doen. Maar daar gaat het nou juist om. Want als iemand alleen maar nare filmpjes bekijkt, kan dat een heel negatief effect hebben op je mentale gezondheid. Maar jongeren kunnen ook veel steun ontvangen door met elkaar te praten op social media. Het gaat erom wat ze doen online, niet hoe lang ze online zijn.
‘Iets anders is, dat volwassenen hun negatieve oordeel meestal al klaar hebben over dingen die gebeuren op social media. Neem bijvoorbeeld sexting. Als je jongeren vraagt naar hun ervaringen met sexting, is maar een kleine groep daar negatief over. De groep met positieve ervaringen is veel groter. Je kunt je afvragen of sexting inmiddels niet bij de normale ontwikkeling van jongeren hoort. Bij deze generatie zijn seksuele interacties niet alleen offline, maar ook online. Dat kan negatieve effecten hebben, maar niet voor iedereen.’
MK: ‘Uit onderzoek dat Trimbos, Universiteit Utrecht en Stichting Alexander hebben gedaan onder jongeren, bleek dat zij zelf sociale media helemaal niet belastend vinden voor hun mentale gezondheid. Ze zeiden dat er op social media wel gepest wordt, maar dat gebeurt op andere manieren ook.
‘Natuurlijk gebeuren er foute dingen op social media en in de digitale omgeving. Denk aan techbedrijven die hun games zo ontwerpen dat kinderen en jongeren heel moeilijk kunnen stoppen met spelen. Daar moet echt regulering voor komen. Maar social media zijn niet dé grote boosdoener of veroorzaker van de mentale gezondheidsproblemen van kinderen en jongeren. Met die eenzijdige focus help je jongeren bovendien niet, want het leidt af van een bredere kijk op het probleem en de oplossingen. ’

        Investeer breed in jongeren en jeugdzorg, daar profiteert de hele samenleving van

ALH: ‘Als je de mentale gezondheid en veerkracht van jongeren echt wilt verbeteren, is investeren in jeugdzorg nodig. Uit onderzoek van NEMESIS (een langdurige studie naar de psychische gezondheid van volwassenen) blijkt dat jeugdtrauma onze samenleving ongeveer 4,1 miljard per jaar kost aan zorgkosten en werkverzuim. Dat kunnen we voorkomen door op tijd te investeren in jongeren en jeugdzorg.’
MK: ‘Het rapport “Effectieve interventies en beleid – mentale gezondheid en preventie” van (RIVM i.s.m. Trimbos-instituut en GGD GHOR, 2022) laat zien dat een toename van 5 procent in welbevinden bij 1 miljoen volwassenen leidt tot een kostenbesparing van 144 miljoen per jaar; met name door gestegen arbeidsproductiviteit en afgenomen zorgkosten.
‘Het debat over jeugd, hun welzijn en jeugdzorg gaat vaak over preventie versus zorg, normaliseren versus diagnosticeren, leren op school versus welbevinden. Maar het is én-én, je redt het niet met inzetten op óf het een óf het ander. Mentale gezondheid en veerkracht zitten niet in een vacuüm, maar hebben te maken met gezonde leefstijl, goed slapen, een veilige en ondersteunende omgeving. Daarvoor zijn ouders, school, buurt, gemeente, hulpverleners en wie er allemaal nog meer met het welzijn van kinderen en jongeren te maken heeft, gezamenlijk verantwoordelijk. Hulpverleners hoeven het dus niet alleen te doen, maar het is wel aan hen om hun rol te pakken in die gezamenlijke verantwoordelijkheid.’
ALH: ‘It takes a village to raise a child; dat is gewoon wáár. In een village zitten scholen, leerkrachten, ouders, therapeuten, politici. Zij zijn allemaal van belang: voor het probleem en voor de oplossing. Daarom heeft het weinig zin om één aspect eruit te lichten en je daarop te focussen, want dat helpt het grotere geheel weinig tot niets. We moeten aan allerlei radertjes tegelijk draaien.’

       Last but not least: luister naar wat kinderen en jongeren zelf vinden en willen

MK: ‘Bij de SAR vinden we het betrekken van de jeugd bij onderzoek heel belangrijk.’
ALH: ‘Dat is cruciaal! Om ervoor te zorgen dat we de juiste vragen stellen en uitkomsten juist interpreteren, moeten we jongeren echt een stem geven in ons onderzoek en in de manier waarop we onderzoek doen.’
MK: ‘De eerste keer dat jongeren hun mening konden geven over de vragen die we in ons onderzoek gingen stellen, hadden we zes vragen om veerkracht te meten. Die bekeken ze, en en ze zeiden “je vraagt eigenlijk drie keer hetzelfde, twee vragen zijn wel genoeg”. Dat advies hebben we opgevolgd.’
ALH: ‘Wij kregen als feedback op de vragenlijst over ingrijpende ervaringen dat jongeren ook veel stress hadden als ze werden afgewezen bij hospiteren. Daar hadden wij nog nooit over nagedacht. Bij ons onderzoek over sexting, waar we het eerder over hadden, zeiden jongeren “jullie hebben het alleen over negatieve dingen, maar sexting is ook gewoon heel leuk!” We gaan nu in ons onderzoek naar sexting ook kijken of er een verschil in effect is tussen vrijwillige en onvrijwillige sexting, en tussen het doorsturen of alleen met iemand delen van materiaal. Daar is nog helemaal geen onderzoek naar gedaan, terwijl dat superrelevant is.’
MK: ‘Naar jongeren luisteren geldt ook voor de communicatie over je onderzoek. Wij hadden op een bepaald moment een berichtje geschreven, en de jongeren die het lazen, lachten ons vierkant uit: “Maximaal twee regels, daarna zijn we weg.”’
ALH: ‘Wij wilden een blog schrijven, en wij werden ook uitgelachen. “Voor wie dan precies? Voor jezelf?” Dus dat werd Instagram. Maar daar begin ik zelf niet aan, dat laat ik aan de jonge onderzoekers in mijn groep over. Zij weten precies hoe je dat doet.’

overige interviews